AMANDLA
Zaterdag 22 augustus: de aftrap van Boulevard Amandla, een intercultureel kunstenforum gericht op de uitwisseling en kruisbestuiving tussen de hedendaagse Afrikaanse en Europese kunst. In het designcenter Lange Winkelhaak liep er voor een kleine maand een expositie rond dit gegeven, daarnaast waren er talrijke filmvertoningen, workshops en lezingen.
Het is een warme, zonovergoten namiddag: je vergeet even dat dit nog steeds Belgïe is. Als ik aankom op het Koningsplein is er al een kleine menigte aanwezig. Overal staan stalletjes met Afrikaanse kleding, juwelen en eten uit verschillende landen. De drankstand met het uitgepuurde logo van Stad Antwerpen staat in schril contrast met deze bonte verzameling. Het publiek dat langzaam binnendruppelt is een al even kleurrijke verzameling: de gebruikelijke Koningspleingangers, toevallige passanten die blijven hangen na hun bezoek aan bibliotheek Permeke, Afrikanen uit alle windstreken in zowel traditionele als hedendaagse kledij en artiesten van velerlei pluimage. Vooraan het plein staat een grote tent, waar de eerste zangers en dansers al plaatsnemen voor een soundcheck. Voor café Kilimanjaro zitten enkele rasta’s rustig toe te kijken. Uit een box schalt een stem die aankondigt hoe de dag eruit zal zien, in een onvervalst Antwerps met Ghanese bijklanken. “Wij gaan straks zingen, een beetje dansen, een beetje drinken. Maar eerst gaan wij u iets vertellen over hoe wij de doden vieren.”
Dan is er plotse opschudding en begint de ceremonie: een lange stoet met dragers brengt vier Afrikaanse doodskisten op het plein. Ik zie een auto met prachtig gedoceerde raampjes, een leeuw met wilde manen, een arend met uitgeslagen vleugels en een grote gele vrucht met groene bladeren die ik niet kan thuisbrengen (later lees ik dat de sculptuur een cacaovrucht voorstelt). De dragers zetten de kisten op een rijtje op het midden van het plein, en het bonte pubiek drumt samen om foto’s te nemen. Pas als de sculpturen worden opengeschoven wordt hun ware toedracht geopenbaard: zacht geel linnen binnenin de kisten dient als een laatste rustplaats.
Een man in een kleurrijk gewaad verzamelt het publiek en stelt ons een Afrikaanse pastor voor, die het publiek uitnodigt mee te gaan in een kort gebed. Ondanks het warrige verloop van de ceremonie straalt alles een grote sereniteit uit. Een man met lange dreadlocks laat een plastic beker vullen en begint een nieuw gebed. Afrikaanse religie is duidelijk een mengelmoes van symbolen: de vloeistof wordt ter aarde gegoten in naam van “Jesus Christ, son of Jah Ras Tafari”. Onder gezang drinkt de man het glas leeg, er wordt gejuicht en een derde man rondt de ceremonie af met fluitspel. De gewijde sfeer verdwijnt en maakt plaats voor Afrikanen die zich een weg banen naar de maker van de doodskisten, zijn handen vastgrijpen en hem omhelzen. De eerste man neemt terug het woord en neemt een interview af van de kunstenaar, maar zelfs met een microfoon is het moeilijk zijn zachte stem goed te verstaan. Eric Adjetey Anang is een jonge twintiger die het vak overnam van zijn vader. Aan het begin van de 20e eeuw vervaardigde Atta Owoo draagstoelen voor stamoversten in dieren- of plantenvormen. Eén van deze oversten overleed voor zijn draagstoel klaar was; het werd noodgedwongen een doodskist. Atta Owoo’s leerling, Kane Kwei, zette deze praktijk verder. Dankzij hem evolueerde het toevallige idee tot een kunstvorm: de verschillende vormen dienden om de doodskisten te personaliseren in functie van de achtergrond van de overledenen. Zijn kisten bereikte Europa de eerste keer in 1989 voor een tentoonstelling in Parijs. Na zijn dood namen verschillende leerlingen het werk van Kane Kwei over. Eric Anang is zijn rechtstreekse kleinzoon, die het werk van zijn grootvader verderzet in het atelier van de familie.
De hele ceremonie heeft alles bij elkaar misschien een half uur geduurd: het publiek verspreidt zich. Op het podium zet de soundcheck zich verder, of is dit nu eigenlijk het eerste optreden? Vier mannen roffelen zij aan zij op konga’s, twee dansers springen rond voor het podium. Het is ondertussen half vier en de optredens trekken zich op gang. Ik wacht de stoet af die de kisten naar het Designcenter in de Lange Winkelhaakstraat zal brengen, waar ze tot half september getoond zullen worden. Met een Europees horloge meet je echter duidelijk geen Afrikaanse tijd; als ik om zeven uur terugkeer lopen de optredens uit. Een uur later lijkt er zich nog niets te bewegen, een boomlange rasta op het podium vraagt “if we love reggae” en zet “No woman, no cry” in. Ik aarzel, werp een blik op mijn Europees horloge, knarsetandt en haast me naar een Europese afspraak.
donderdag 3 september 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten